De vijfde zondag van, vierde zondag na Pasen, heet zondag Cantate. Die oproep ‘Zingt’ is ontleend aan de antifoon (heel profaan gezegd: riedel) ontleend aan de Psalm van deze zondag dat is 98. Wat zou je beter kunnen doen in de Paastijd dan het op een zingen zetten. Onze Liedboeken, van welke aard ook, geven stof te over, het hoeft niet stil te blijven in onze kerken.

Stil, dat was het wel in die reeks zondagen tijdens de pandemie. Je zou het bijna vergeten zijn. Nog voor de mondkapjes in het straatbeeld, en dus ook in de kerk, verschenen, werd er een streng zangverbod ingesteld. Te gevaarlijk, dat nadrukkelijke uitademen met allerlei enge virusdeeltjes. Daar waren we zeker in het eerste pandemie-jaar machteloos tegenover. ‘Ach dan zingen we toch niet’ dachten we aanvankelijk optimistisch. Maar geloven en zingen blijken toch wel heel veel met elkaar te maken te hebben. Hoe mooi het koor of de bij elkaar geroepen enkelingen via streaming ons ook toezongen, dit was niet onze stem. Of je moest het, tot verbazing van de buren, thuis voor het scherm op een zingen zetten.

‘Zingt de Heer een nieuw gezang’. Een oud gezang is ook best, als je het dan maar zingt alsof het nieuw is.

In het eerste jaar van de pandemie mochten we trouwens een poosje wel zingen. Een maand of wat. Niet te hard maar dan toch. Ik was op een zondag gewoon kerkganger, in een kerk met goed koor, en mooi orgel. De organist zet in, en geeft ons na zijn voorspel ruim baan om in te springen. Ik open mijn mond … en stok. Mijn buurvrouw zingt nu ook maar voor mij. Pas bij vers 2 heb ik adem om mee te doen. Zingen en geloven, die twee kunnen niet zonder elkaar.

Bert Kuipers