Hij kwam eigenlijk nooit in een kerk. Wat had hij er te zoeken? Geloof maakte geen deel uit van zijn leefwereld, hij had het niet van huis uit meegekregen. Als iemand hem verteld had dat hij nog eens wekelijks de drempel van dat grote gebouw met toren zou overgaan, zou hij het niet geloofd hebben.

De eerste keer was onwennig. Daar stond hij, met twee lege boodschappentassen, om een pakket te halen bij de voedselbank. In de kerkzaal notabene. Hij schaamde zich. Zijn zorgvuldig opgebouwde bestaan had een onverwachte wending gekregen. Hij was niet langer de man die geslaagd was in het leven, en besefte nu pas dat dat iedereen kan overkomen. Ook hem.

Tot zijn verrassing was het eigenlijk best gezellig in de zaal. Hij werd vriendelijk begroet. Mensen dronken koffie in de kerkbanken nadat ze hun tassen hadden gevuld. Hij was niet de enige, en dat gaf gek genoeg een gevoel van verbondenheid. Ook met de vrijwilligers van de kerk, die hem eerder als klant behandelden dan als cliënt. Na die eerste keer raakte hij steeds vaker met hen en met anderen in gesprek. Een ochtendje voedselbank werd iets om naar uit te zien, niet alleen vanwege de boodschappen, maar ook om het gesprek.

Hij werd gezien en gehoord. En toen hij aangaf wel eens wat langer door te willen praten had zelfs de dominee tijd voor hem. Nee, niet dat hij nu plotseling ging geloven. Maar die kerk, dat was niet langer een anoniem, gesloten gebouw. Dat bleek een plek waar híj werd geloofd. Waar zijn verhaal er met alle rafels mocht zijn. Misschien was dat hele geloof in Jezus Christus toch geloofwaardiger dan hij lang had gedacht.

Marianne Bogaard,
predikant Protestantse Gemeente Kralingen

(Bij Johannes 12: 20-36)
Het zijn ontstellende woorden, waarmee Jezus een diepe waarheid doorgeeft: ‘Wie zijn leven liefheeft, verliest het, maar wie in deze wereld zijn leven haat, behoudt het voor het eeuwige leven.’ Het gaat hier niet over zelfhaat, maar over de keuze om andere belangen te plaatsen boven je eigen leven.

Kaj Munk was predikant in Denemarken tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hij koos ervoor zich glashelder uit te spreken tegen onrecht en Jodenvervolging. Op Nieuwjaarsdag 1944 weigerde hij uit protest de preekstoel op te gaan, omdat enkele gemeenteleden de Duitsers vrijwillig hadden geholpen bij de aanleg van een militaire verdedigingswal. Met zijn overjas aan en zijn rode sjaal om stond hij naast de preekstoel en zei: ‘Ik weet, dat ik mij nu al maanden geen enkele keer ter ruste heb begeven, zonder tegen mijzelf te zeggen: “Zullen ze je vannacht komen halen?” En dat is geen vrolijke gedachte voor iemand, die het leven liefheeft, die nog veel werk te doen heeft en die gelukkig is met zijn vrouw en zijn kinderen. En toch kan ik niet haten. Want de mensen zijn zo verschillend, bezeten door verschillende geest en de Verlosser heeft ons leren bidden: “Vergeef het hun, want zij weten niet, wat zij doen.”’

Drie dagen later werd hij inderdaad opgehaald en doodgeschoten. Maar zijn moed en geloof maakten diepe indruk op zijn landgenoten. Het verzet kreeg door hem een enorme impuls.

Nu de wereld opnieuw ziet hoe recht en vrede worden vertrapt, lichten de woorden van Jezus fel op in het duister. Met Kaj Munk als getuige.

René van Loon
Predikant wijkgemeente De Samaritaan

Klimaatveranderings-crisis, Corona-crisis, vredes-crisis, energie-crisis; er lijkt iets fundamenteel veranderd te zijn na het jaar 2000. In een crisis worden soms dingen duidelijk die we eerder zo helder niet zagen. Een crisis dwingt je tot keuzes.

Woensdag 2 maart a.s. is het Aswoensdag en begint de Veertigdagentijd. In katholieke streken viert men allereerst carnaval om nog even helemaal los te gaan en een bodem te kweken voor de vastentijd die aanbreekt. Op Aswoensdag wordt dan het askruisje gehaald; een kruisje op je voorhoofd van het as van de verbrande takjes van Palmpasen.

Wij doen thuis al jaren mee aan het vasten. En ook het askruisje heb ik al in mijn eerste gemeente ingevoerd om ons te herinneren ‘Heden hosanna, morgen kruisigt Hem’. Het leverde natuurlijk wel opmerkingen op als ‘roomsche fratsen’. En sinds ik op radio Rijnmond als city pastor aangesproken wordt met ‘pastoor’ lijken kerkgrenzen verdwenen te zijn. Ondertussen ben ik wel te calvinistisch om hossend te kunnen genieten van carnaval. Die uitspatting laat ik graag ieder jaar aan mij voorbij gaan.

De Veertigdagentijd is voorbereidingstijd, tijd van inkeer en boetedoening. Woorden die wellicht zwaar klinken. Wat hebben we fout gedaan dan? Zondebesef, wie kent het nog? Zie het desnoods wat lichter. Het is een zinvolle periode om pas op de plaats te maken; kijken waar je staat in het leven, wat je sterke en zwakke kanten zijn, nadenken over hoe je de ander tegemoet treedt en wat je droom is voor deze wereld.

Ik gebruik daarbij het vasten als ondersteuning. Wij drinken geen alcohol en eten geen vlees. Behalve als het feest is. Van Aswoensdag tot Pasen is 46 dagen. Er zijn zes zondagen, en dan wordt er niet gevast. De zondag is immers de dag van de Opstanding van onze Heer. Daarbij ben ik ook nog jarig in die periode. Dus al met al is het goed uit te houden.

Ik wens jullie goede voorbereiding.

ds Harold Schorren

De kersttijd is weer voorbij. Ik had dit jaar een volle agenda, niet zo zeer met diners en borrels, dan wel met liturgische verplichtingen. Heerlijk, lekker iets te doen, museums zijn toch dicht en vergaderingen zijn er alleen maar op een scherm.
De kerkdeuren bleven op veel plekken dicht, en gingen alleen open voor wie er in de viering iets moest doen. Met nog enkele kerkgangers voor wie de kerkgang een enige uitje in het hele weekeind zou zijn.. Ik geef een overzicht van wat er in die kerken allemaal gebeurde, in elke kerk een beetje anders dan in de andere.

apparatuur

De digi-masters van al die kerken worden steeds professioneler. Sommige kerken schaften gelijk in 2020 hun hele apparatuur aan, anderen wachtten tot ergens  in de loop van ’21. In elke gemeente bleken slimme schakelaars te huizen. Soms is het een jongen van rond de 13, maar er zijn ook senioren bij van in de 80!  Zij instrueren de voorganger om zich digi-vriendelijk te presenteren: houd de camera’s in de gaten, alsof je voor de televisie mag optreden. De digitale regie vraagt ook om onderdelen goed op elkaar te laten aansluiten.

klokken

De omgeving vraagt ook wat, het dorp, de wijk, de stad. Vorig jaar legden nogal wat kerken hun eigen klokken het zwijgen op. Het zou de stad of het dorp maar op gedachten brengen toch te komen. Nu luiden die klokken, waar die er zijn, toch overal, ook voor digitale vieringen. En de buren kijken wel uit om toch nog te komen…. Dat wordt nog wat als kerken weer missionair willen zijn.

alsof het gewoon is

‘Doen we toch nog een consistoriegebed’, vraagt de ouderling. Zou het niet de moeite zijn voor zo’n klein clubje? Direct besluiten we dat we alles doen zoals altijd. Het gebed krijgt daarmee iets van een verzetsactie. We bidden tegen de klippen op. Soms doen we dat met de zangers van de cantorij, soms zijn we maar met z’n tweeën.. Ouderlingen groeien trouwens in hun rol.  Hun gebed is ontdaan van stoplappen en de hele stad wordt er bij betrokken. En na dat gebed plechtig de kerk in. Zelfs als de processie door de camera niet kan worden meegenomen, en er verder niemand is die ons ziet, doen we toch die optocht. Onze lieve Heer geniet er vast van, denken we.

zingen of niet

Het beleid ten aanzien van zingen is verschillend. In een enkele kerk wordt er helemaal niet gezongen, door niemand. Een gemeentelid en de voorganger lezen ‘omstebeurt’ de verzen van de te zingen liederen, de organist legt er een muziektapijt onder. In een andere kerk is er een cantorij. Het zijn hier acht zangers de negende zit thuis op de bank, want afspraak was acht man. In weer een andere kerk mag ik ook meezingen, maar  moet ik oppassen dat ik de anderen niet van de sokken zing. In een volgende kerk zingt alleen een zangeres, maar mag de dominee ook een enkel vers zingen. In weer een volgende kerk is er ook een zangeres, maar uit het lichte genre, dat levert een heel bijzonder timbre op. Net als vorig jaar zwijgt de gemeente overal, maar tandenknarsend, want ik hoor af en toe toch wat hummen tijdens een bekende psalm  en zeker bij het  slotlied.

kinderen

En dan de kinderen. Die zitten natuurlijk thuis, maar vermoedelijk niet op de bank voor de laptop. Niettemin ruimen we voor hen aandacht hen in. Elke dienst dus een spontaan kinderverhaal. Dat dwingt je in de rol zoals Aart Staartjes dat destijds deed. Ik zou wel eens op de bank willen zitten bij mijn eigen verhaal.

avondmaal

In de coronatijd zien veel kerken af van het avondmaal, te veel gedoe, te riskant wellicht. Een enkele kerk laat ze zich niet van de wijs brengen. De diakenen komen soms zelfs brood en wijn thuis brengen, om de eenheid te benadrukken!

De vredegroet gaat met de hand op het hart. We breken brood en presenteren de al ingeschonken wijn. En communiceren alleen met de twee ambtsdragers, hemeltje, wat zou Luther hier van gevonden hebben. De diaken, ouderling en voorganger hebben elk een eigen beker. De cantorij zingt ter begeleiding.

vlot

Dit soort diensten gaan sneller dan met publiek. Ik herinner me een de Paasnachtdienst ergens in de regio. In drie kwartier waren we klaar, terwijl er voor zo’n complexe dienst meestal wel twee uur staat. De pandemie sleept ons snel door de vieringen heen, binnen een uur sta ik bij mijn fiets of auto. Dat liturgie een vluchtig gebeuren is wisten we, maar zo vlot. Enkel de ervaring reist de dag verder met me mee.

Bert Kuipers

Ze staan in Rotterdam dicht bij elkaar: het eeuwenoude bronzen standbeeld van Desiderius Erasmus (1466? – 1536) voor de Laurenskerk en het veel jongere beeld van Hugo de Groot (1583-1645) voor het Rotterdamse stadhuis. Dat Erasmus veel voor Rotterdams naamsbekendheid betekend heeft weet iedereen. Waarom Hugo de Groot, het wonderkind van Delft, met Rotterdam verbonden is, dat is minder bekend.

Ik vond een uitnodiging bij de post: ik mocht mijn derde prik gaan halen. Toevallig was er de volgende dag een ‘prikken zonder afspraak’ op een minuutje lopen van mijn huis. Het was best druk. Ik kwam in een trage rij terecht voor een mopperende meneer: ‘Word ik gedwongen mij te laten vaccineren, kost het me ook nog eens een hele middag.’ Die hele middag leek me wat overdreven. Ik knoopte, misschien wat kritisch, het gesprek aan. ‘Niemand dwingt u toch? U staat hier toch omdat u dat zelf wilt.’ Meneer wilde helemaal niet en hij zou die prik ook nooit gehaald hebben, als hij niet voor zijn werk een paar dagen naar het buitenland moest. Dus zijn werk dwong hem. Hij vertelde er onmiddellijk bij dat hij geen anti-vaccer was. Hij trok de wetenschap niet in twijfel en geloofde best dat het vaccin tegen corona werkte. Maar hij viel niet in een risico-groep, kwam nooit in een café ofzo en hij hield ook niet van de bioscoop. Dus waarom zou hij? Ha, dit was een schot voor open doel. ‘Nou, misschien,’ begon ik ‘kunt u zich laten vaccineren om anderen te bes…’. Hij viel me in de reden. ‘Voor anderen? Voor anderen? Wanneer heeft een ander ooit iets voor mij gedaan? Nou? Nou?’

Hij draaide zich van me af en ik deed er het zwijgen toe. Ik had natuurlijk kunnen zeggen dat het iets-voor-een-ander-doen ergens moet beginnen en dat hij zelf een begin kon maken. Ik denk niet dat het indruk zou hebben gemaakt. Ik had kunnen zeggen dat ik het heel erg voor hem vond, dat niemand ooit iets voor hem had gedaan. Of dat verbaasd kunnen vragen. Ik had kunnen vertellen over mijn ervaringen, dat zoveel mensen van harte behulpzaam zijn, maar dat was misschien als zout in de wonde. Ik bleef zwijgen. Ik vond geen woorden voor deze boze man.

We werden geprikt en kwamen daarna naast elkaar op een stoel te zitten om nog een kwartier te wachten op allergische aanvallen die niet kwamen. Hij brieste nog één keer ‘Ben ik geprikt, duurt het verdorie nog een maand voordat het spul een beetje werkt.’

Het kwartier was om. Ik wilde de boze man van alles wensen: zorgzame mensen om hem heen, vertrouwen, blijdschap, plezier in het leven. Ik kwam niet verder dan ‘goedemiddag’ en deed een schietgebedje, een kyrië, en vroeg God om zich over hem te ontfermen en over mijn onvermogen om hem te bereiken.

Ik moet nog vaak denken aan die boze man.

ds Iet Buijser,
Prinsekerk

Hoe lang is het geleden dat ik op mijn zolderkamertje mijn stembandjes schor schreeuwde met het liedje van U2. Hilversum 3 bestond al wel, maar het was nog een ouwe krakende LP die als ik danste een groef oversloeg. Of twee.
Blijkbaar riep de tekst van het lied en de rauwe stem van zanger Bono veel herkenning bij mij op. Want als puber was ik boos.

Als predikant in Prinsenland, ten oosten van de A16, fiets ik soms een andere wereld binnen. Een wereld van vroeger die deel was van Kralingen. Verschillende gemeenteleden behoren tot de oud-Kralingers. Door hun verhalen, met soms een zwart-wit of vergeelde kleurenfoto erbij, waan ik me in de tijd dat de ’s Gravenweg platteland was en de Kralingseweg minder volgebouwd. De tijd dat de Ringvaartweg nog niet de uitstraling had van de goudkust. Ik zie eenvoudige woningen en boerderijen voor me. Weilanden en lange rijen kassen. Het is het Kralingen dat voor mijn gesprekspartners vertrouwd was. Hele families woonden er.

Het is herfst. Er liggen mensen op straat. Eén van hen, een man uit Oost-Europa, kwam afgelopen week naar onze straatartsen. Zijn kaak was verbrijzeld. Een groepje jongeren had hem ’s nachts in zijn gezicht geschopt, toen hij op straat lag te slapen.
De straat is een moeras. Je zakt er steeds dieper in weg. De problemen worden steeds groter. Zonder hulp kom je er niet uit.
Vorige week klopte een Pools meisje bij ons aan, na drie nachten op straat. Na een paar nachten slapen in de Pauluskerk konden we rustig met haar praten. En hulpverlening inschakelen. Inmiddels is ze met hulp teruggegaan naar Polen. Zo gaat het vaak. 
Zo’n 150 mensen slapen op straat in Rotterdam. Zij halen zichzelf niet van straat. Rotterdam heeft een Smart Shelter nodig: opvang en hulp. Beide tegelijk. Ook de Tweede Kamer ziet dat we niet langer kunnen wachten. Kort geleden spraken bijna alle alle partijen zich uit vóór opvang en hulp voor EU-arbeidsmigranten op straat, om nóg grotere persoonlijke en maatschappelijke problemen te voorkomen. 
Waar wachten we nog op?  

Ranfar Kouwijzer
Predikant-directeur Pauluskerk Rotterdam