Hij kwam eigenlijk nooit in een kerk. Wat had hij er te zoeken? Geloof maakte geen deel uit van zijn leefwereld, hij had het niet van huis uit meegekregen. Als iemand hem verteld had dat hij nog eens wekelijks de drempel van dat grote gebouw met toren zou overgaan, zou hij het niet geloofd hebben.

De eerste keer was onwennig. Daar stond hij, met twee lege boodschappentassen, om een pakket te halen bij de voedselbank. In de kerkzaal notabene. Hij schaamde zich. Zijn zorgvuldig opgebouwde bestaan had een onverwachte wending gekregen. Hij was niet langer de man die geslaagd was in het leven, en besefte nu pas dat dat iedereen kan overkomen. Ook hem.

Tot zijn verrassing was het eigenlijk best gezellig in de zaal. Hij werd vriendelijk begroet. Mensen dronken koffie in de kerkbanken nadat ze hun tassen hadden gevuld. Hij was niet de enige, en dat gaf gek genoeg een gevoel van verbondenheid. Ook met de vrijwilligers van de kerk, die hem eerder als klant behandelden dan als cliënt. Na die eerste keer raakte hij steeds vaker met hen en met anderen in gesprek. Een ochtendje voedselbank werd iets om naar uit te zien, niet alleen vanwege de boodschappen, maar ook om het gesprek.

Hij werd gezien en gehoord. En toen hij aangaf wel eens wat langer door te willen praten had zelfs de dominee tijd voor hem. Nee, niet dat hij nu plotseling ging geloven. Maar die kerk, dat was niet langer een anoniem, gesloten gebouw. Dat bleek een plek waar híj werd geloofd. Waar zijn verhaal er met alle rafels mocht zijn. Misschien was dat hele geloof in Jezus Christus toch geloofwaardiger dan hij lang had gedacht.

Marianne Bogaard,
predikant Protestantse Gemeente Kralingen