Vrijdag 24 juni om 19.30 uur is in de Hoflaankerk (Oudedijk 2 Kralingen) de Manspasi dienst ter herinnering aan de bevrijding van de slavernij in Suriname en de West.
Op de zondag na Pinksteren wordt stilgestaan bij de Triniteit, de drie-enigheid van God. Lange tijd heb ik deze drie-eenheid moeilijk gevonden, zoiets als een vierkante cirkel. Totdat ik ontdekte dat ik hierbij niet moet tellen, maar dat dit dogma iets wil vertellen. De vroege christenen wilden namelijk bevattelijk maken wie God nu is. Daarbij gingen ook zij uit van wat is gaan gelden als de geloofsbelijdenis van Israël: ‘Hoor, Israël, de HERE is onze God, de HERE is Eén’. De éne God laat zich echter op verschillende manieren kennen. Zo is Hij Schepper, Bevrijder en Bijstand. Deze goddelijke kernwerkzaamheden heeft de kerk op formule gebracht als Vader, Zoon en heilige Geest. Daaruit spreekt dat God niet statisch is, maar vol beweging. Hij is meervoudig en meerzijdig, zoals blijkt uit de variatie aan activiteiten die Hij laat horen en zien. Die variatie komt nog het meest tot uiting in de aanduiding: Geest. Jezus zelf heeft het – heel eenvoudig – verwoord: ‘God is geest’. Hij beademt ons, doet opleven, inspireert, geeft kracht en nog veel meer. Om dat vele toch enigszins te kunnen bevatten is het trinitarisch dogma bedacht. In het besef dat dit ons denken te boven gaat. We kunnen er het beste van zingen zoals we op deze zondag vast zullen doen, bijvoorbeeld met lied 707:
Dragende, moederlijke God,
U baarde mij, ik ben uw kind.
Schepper die mij adem geeft,
U bent mijn zon, mijn weer en wind.
Gevende, moederlijke Zoon,
U werd een mensenkind als wij,
U voedde mij met hemels brood,
als levensgraan stierf u voor mij.
Zonnige, moederlijke Geest,
kus mij nu wakker als het graan,
dan zal ik groeien in geloof
tot ik voor U in bloei zal staan.
ds Laurens Korevaar
Pinksteren, misschien wel het mooiste feest van de kerk.
Pinksteren, het zegt me niets, zei een zeer betrokken kerklid me ooit. In het Pinksterweekeind hielden ze al sinds jaar en dag hun familieweekeind. Dan ging hij nooit naar de kerk. Hij dacht niets te missen.
Met Pinksteren viert de kerk dat Gods Geest is uitgestort. Al in de eerste woorden van de Bijbel wordt er over die Geest gesproken. Daar is het God in actie die eropuit is de aarde bewoonbaar en leefbaar te maken. Vele namen krijgt die Geest in de Bijbel: wind, adem, trooster, pleitbezorger, bijstand, warm als vuur, kracht van God die mensen enthousiast maakt, voortzetter van wat Jezus is begonnen, kracht van omhoog voor mensen van beneden, gids van de waarheid, kracht die tot leven wekt, die mensen doet opademen, creatief, scheppend, vernieuwend, kracht die je ontvangt om te hopen te geloven en om lief te hebben, stem die in ons bidt waar we het zelf niet kunnen, God die met ons meezucht, uitdeler van mooie gaven …
In talloze liederen wordt die Geest bezongen. Dit vind ik een hele mooie:
Heilige Geest,
Gij zijt als de wind
Kom dan, waai door onze harten
Reinig ons.
Heilige Geest,
Gij zijt als het vuur,
Kom dan, vuur ons aan tot liefde,
Beziel ons.
Heilige Geest,
Gij zijt als de dauw,
Kom dan, laaf ons met uw goedheid,
Vervul ons.
Heilige Geest,
Gij zijt als het licht,
Kom dan, wek ons tot nieuw leven,
Herschep ons.
(Tekst Jaap Zijlstra)
Lourens de Jong
We staan voor enorme uitdagingen. Ongelijkheid, grootschalige conflicten, klimaatverandering.
Wat kunnen we als gelovigen doen?
Aan het eind van het Marcusevangelie verschijnt de opgestane Heer aan zijn leerlingen en schudt hen ruw wakker uit hun wanhoop en ongeloof: ‘Trek heel de wereld rond’, laat iedereen het horen dat de dood en het kwaad niet het laatste woord hebben! Na Jezus’ hemelvaart komt het op zijn volgelingen aan. Zij zullen boze geesten uitdrijven – niet wegkijken, maar het kwaad aan de kaak stellen. Ze zullen in onbekende talen spreken – hun spreken zal een geïnspireerd én een inspirerend spreken zijn. Zelfs slangen of gif zullen hen niet echt kwaad kunnen doen – netelige kwesties dienen ze op te pakken! En over zieken zullen zich dienen te ontfermen. Dat is nogal wat! Na hemelvaart zet Jezus zijn werk voort, maar nu door mensen die zijn woorden horen én daaruit leven. Moeten wij het dan alleen opknappen? Zeker, Jezus legt zijn werk in onze handen, maar Hij trekt zijn handen er niet van af. Het Marcusevangelie eindigt met het beeld van Jezus die wordt opgenomen in de hemel, waar Hij plaatsneemt aan de rechterhand van God. Wel, als je aan iemands rechterhand zit, dan wil dat zeggen: je bent zijn hoofdadviseur, zijn rechterhand! In het laatste vers van het Markusevangelie staat zelfs dat Jezus’ leerlingen op weg gingen en overal het blijde nieuws bekend maakten, terwijl de Heer hen daarbij hielp. Jezus als onze medewerker! Meestal zien wij het net andersom: ‘wij mogen op een bescheiden manier aan Gods werk meedoen.’ Hier krijgen de woorden en daden van ons mensen hun volle gewicht. Als wij bevrijdend en helend onze medemens nabij durven zijn, dan werkt met ons Jezus mee. En een betere medewerker kunnen we ons toch niet wensen?
Bert Davelaar
De vijfde zondag van, vierde zondag na Pasen, heet zondag Cantate. Die oproep ‘Zingt’ is ontleend aan de antifoon (heel profaan gezegd: riedel) ontleend aan de Psalm van deze zondag dat is 98. Wat zou je beter kunnen doen in de Paastijd dan het op een zingen zetten. Onze Liedboeken, van welke aard ook, geven stof te over, het hoeft niet stil te blijven in onze kerken.
Stil, dat was het wel in die reeks zondagen tijdens de pandemie. Je zou het bijna vergeten zijn. Nog voor de mondkapjes in het straatbeeld, en dus ook in de kerk, verschenen, werd er een streng zangverbod ingesteld. Te gevaarlijk, dat nadrukkelijke uitademen met allerlei enge virusdeeltjes. Daar waren we zeker in het eerste pandemie-jaar machteloos tegenover. ‘Ach dan zingen we toch niet’ dachten we aanvankelijk optimistisch. Maar geloven en zingen blijken toch wel heel veel met elkaar te maken te hebben. Hoe mooi het koor of de bij elkaar geroepen enkelingen via streaming ons ook toezongen, dit was niet onze stem. Of je moest het, tot verbazing van de buren, thuis voor het scherm op een zingen zetten.
‘Zingt de Heer een nieuw gezang’. Een oud gezang is ook best, als je het dan maar zingt alsof het nieuw is.
In het eerste jaar van de pandemie mochten we trouwens een poosje wel zingen. Een maand of wat. Niet te hard maar dan toch. Ik was op een zondag gewoon kerkganger, in een kerk met goed koor, en mooi orgel. De organist zet in, en geeft ons na zijn voorspel ruim baan om in te springen. Ik open mijn mond … en stok. Mijn buurvrouw zingt nu ook maar voor mij. Pas bij vers 2 heb ik adem om mee te doen. Zingen en geloven, die twee kunnen niet zonder elkaar.
Bert Kuipers
Ieder jaar in mei raken de verhalen over de verwoesting van Rotterdam door het bombardement en de brand die daarop volgde me weer. Sommigen in onze gemeente hebben het als kind meegemaakt. Anderen hebben er zelf geen herinneringen aan, maar zijn elders opgegroeid omdat hun ouders moesten vluchten. Hun verhalen maken mij ervan bewust hoe ontwrichtend deze gebeurtenis en de jaren daarna zijn geweest. En hoe dat een leven lang kan doorwerken.
In zijn online toespraak voor de Tweede Kamer noemde president Zelensky van Oekraïne het bombardement op Rotterdam. In Oekraïne maken mensen nu mee wat hier deel van de geschiedenis van onze stad is geworden. Het gewone leven is van het ene op het andere moment veranderd in een levensbedreigende situatie, waarvan je niet weet hoe lang die zal duren.
Ondertussen gaat ons leven gewoon door. Maar we kunnen niet om het grote leed heen dat via de media op ons afkomt. Dit is dichtbij. We zijn erbij betrokken als Europees land. Voor Oekraïense vluchtelingen zijn wij de ‘eigen regio’. Hoe vind je een balans tussen al dat leed, je gevoel van machteloosheid en de dagelijkse dingen? En hoe spreekt het geloof daarin mee? Wat verwacht je van jezelf? Wat verwacht je van God?
De afgelopen weken werd ik opnieuw getroffen door de gedachten die Etty Hillesum heeft over onvoorstelbaar groot leed en je eigen kleine leven. Ik zocht teksten van haar uit voor de Stille Weekwandeling. Etty is een jonge vrouw wanneer de Tweede Wereldoorlog uitbreekt. Zesentwintig is ze, Joods, en ze woont in Amsterdam. Daar worstelt ze met zichzelf én met de vele beelden van menselijk lijden die op haar afkomen. Dat lijden komt vanwege haar Joodse afkomst steeds dichterbij. Troosteloos noemt ze de situatie. Onbarmhartig. “Mijn God, dit tijdperk is te hard voor broze mensen als ik ben”, schrijft ze in haar dagboek. Terwijl ze aan haar bureau zit kijkt ze echter uit op de jasmijn achter het huis. Ze oefent zich om te blijven genieten van de kleine dingen. Niet als vlucht uit de werkelijkheid, maar om het daarin uit te houden. “Dit is geen leven meer”, noteert ze: “angst, verbittering, haat, wanhoop. Leven wij niet iedere dag een heel leven? Ik ben bij de hongerenden, bij de mishandelden, iedere dag, maar ik ben ook bij de jasmijn en bij dat stuk hemel achter mijn venster”.
We hoeven, leer ik van Etty, onze solidariteit met wie lijden niet uit te spelen tegen dagelijkse momenten van vreugde. Juist omdat zij beseft hoe bedreigd het leven is richt ze haar aandacht op dat wat in het grote wereldleed nog geluk brengt. “Maar nu ben ik alweer alleen nog maar mezelf” constateert ze als de oorlog iets meer dan een jaar gaande is, “Etty Hillesum, een vlijtige studente in een vriendelijke kamer met boeken en een vaas margrieten. Ik loop weer in m’n eigen smalle bedding en het contact met ‘Mensheid’, ‘Wereldgeschiedenis’ en ‘Lijden’ is weer afgebroken. Dat moet ook, anders zou een mens helemaal gek worden”. Voor haar heeft dat alles met geloof te maken. Meerdere teksten in haar dagboek lezen als een gebed. Ze ziet God als degene die in ons woont met zijn Liefde en Barmhartigheid, en die als het ware steeds weer opnieuw opgegraven moet worden. Het is aan ons om Hem te helpen en die Liefde en Barmhartigheid in onszelf te bewaren, ja zelfs tot het laatst toe te verdedigen. De jasmijn is daarvan een symbool:
“De jasmijn achter mijn huis is nu helemaal verwoest door de regens en stormen van de laatste dagen, haar witte bloesems drijven verstrooid in de modderige zwarte plassen op het lage dak van de garage. Maar ergens in mij bloeit die jasmijn ongestoord verder, net zo uitbundig en teder, als ze altijd gebloeid heeft. En ze verspreidt haar geuren rond de woning, waar jij huist, mijn God. Je ziet, ik zorg goed voor je”.
In 1943 wordt Etty Hillesum gescheiden van haar jasmijn. Ze gaat in 1942 vrijwillig naar Westerbork als medewerkster van de Joodse Raad, om mensen bij te staan. In 1943 wordt ze afgevoerd naar Auschwitz. Ook voor haar ligt in Amsterdam een struikelsteen in het trottoir, ze keert niet terug. De wereldgeschiedenis heeft haar overweldigd. Maar uit de brieven die ze vanuit Westerbork geschreven heeft weten we dat de jasmijn in haar is blijven bloeien, dat haar concentratie op wat op dat moment van waarde was haar heeft geholpen om innerlijk niet te bezwijken. Zo heeft zij God steeds weer in zichzelf opgegraven.
ds Marianne Bogaard
[De citaten zijn uit: “Het verstoorde leven”. Dagboekaantekeningen van Etty Hillesum 1941-1943.]
Bij Johannes 20: 1-18 – de Opstanding
Er zijn van die dingen die je niet meteen doorhebt. De meesten van ons konden bijvoorbeeld niet in één keer lopen. Opstaan en op je benen staan gaat voor niemand vanzelf. Ook op school zul je weleens met vragende ogen naar een opdracht hebben gekeken, omdat je geen idee had waar het over ging. Zo gaat dat met ons: niet alles hebben we in één keer helder. Daar moet je mee leren omgaan. Hopelijk is er een veilige ruimte waarbinnen je met vallen en opstaan mag leren. Zo gaat dat ook met Maria van Magdala, Simon Petrus en Johannes. In eerste instantie hebben ze niet door wat een leeg graf wil zeggen. Zij geloven pas in tweede instantie dat het betekent dat Jezus is opgestaan, na liefdevolle en heldere uitleg van hemzelf. Het mooie is dat God zo genadig is dat hij dat proces met hen aangaat. Stap voor stap maakt Hij het helder.
Pasen en opstanding zijn ook niet in één keer te begrijpen. Ik heb het zelf na jarenlang oefenen en vieren ook nog steeds niet helemaal door. Opstanding is nogal wat! Eén van de redenen dat we het jaarlijks vieren is dat we het als christenen eigenlijk nog niet helemaal begrijpen. Sterker nog: als kerk vieren we elke zondag een beetje Pasen, in de hoop dat het landt in ons leven. Jezus’ overwinning is te groot voor ons denken, voelen en geloven. We krijgen het niet klein, en juist daarom aanbidden we het, vieren we het. We trainen ons geloof in een veilige omgeving, met vallen en opstaan. Bijvoorbeeld door ervan te horen en te zingen. Dan daalt het hopelijk weer een stukje verder in ons hart en ons hoofd en krijgt de opstanding van Jezus meer en meer vat op ons. Gelukkig hoeven we geloven niet helemaal door te hebben voordat we het kunnen vieren. God geniet ervan het ons te leren, met een open graf als uitgangspunt.
Jan Reijm
Predikant Hillegondakerk te Rotterdam-Hillegersberg
Het moment dat Jezus naar Jeruzalem gaat. In Lukas 19 staat geschreven dat als Jezus de stad Jeruzalem ziet liggen, hij in tranen uitbarst.
Ik ontmoet geregeld mensen die vanuit een Nederlandse seculiere achtergrond christen worden. Bijna allemaal kost hen dit mensen. Niet zelden vertellen ze van mensen die hen ‘niet meer moeten’. Enkel en alleen omdat ze zich openlijk tot de kring van Jezus zijn gaan rekenen…
Bij Johannes 15:1-8
Een studente psychologie vertelde dat ze twijfelde over de vervolgkeuze na deze opleiding. Ze kon doorgaan en trainer worden van teams, wat het voordeel heeft dat ze daarin goede loopbaanmogelijkheden zou hebben. Of ze kon de overstap maken naar een opleiding antropologie. Die bood minder baangarantie, maar daarin zou ze wel haar creativiteit en het gevoel voor rechtvaardigheid dat ze van thuis had meegekregen kunnen vinden. Voor haar gaf uiteindelijk de doorslag: wat voedt mij het meest?
De vergelijking van Jezus met de wijnstok draait uiteindelijk om de voedingsstoffen. Wat voedt ons op de lange termijn het meest? Als je niet trouw blijft aan de waarden die in je gezin en de kerkelijke gemeenschap waaruit zij komt van belang zijn, dan is je inkomen wel verzekerd, maar dan stokt er ook iets. Natuurlijk heeft niet iedereen de luxe, zoals zij, om dit soort keuzes te maken. Soms moet er gewoon brood op de plank. Maar ook dan is het mogelijk om trouw te blijven aan wat je werkelijk grond onder je voeten geeft.
Rob van Waarde,
Studentenpastor