Gedeeld verleden, gezamenlijke toekomst”, heet de werkgroep die jaarlijks in Rotterdam de herdenking voorbereidt van de afschaffing van de slavernij op 1 juli 1863. Rondom de herdenking wordt in de Hoflaankerk een viering gehouden die wordt voorbereid door mensen uit kerken met veel Surinaamse of Caribische leden en uit onze Protestantse Gemeente Kralingen. In die viering komen verschillende perspectieven bij elkaar. Meerdere Surinamers hebben in hun familielijn tot slaaf gemaakten en zijn opgegroeid met verhalen over de slavernij. Mijn familie van vaderskant komt oorspronkelijk uit Zeeland en er is zelfs een tak die Koopman heet. Als ik mee zou doen aan ‘Verborgen Verleden’, waarin men ver teruggaat in iemands familiegeschiedenis, zou het maar zo kunnen gebeuren dat er ergens een plantage-eigenaar opduikt. Maar ook zonder zo’n concrete link verbindt mijn achtergrond me eerder met de Zeeuwen en de Hollanders die vrijwillig naar de West trokken dan met de Afrikanen die daar als slaaf naartoe werden gehaald.

Beide perspectieven zijn deel van ons verleden. De slavernij (± 1637 - 1863) is opgenomen in de canon van de Nederlandse geschiedenis. Wie daar sinds juni 2020 ook in is opgenomen is Anton de Kom. Zelf zoon van een vader die nog net ten tijde van de slavernij als slaaf geboren werd, schreef hij in 1934 het boek “Wij slaven van Suriname”. Daarin beschrijft hij niet alleen hoe de slavernij tot stand kwam en in stand gehouden werd, maar legt hij ook de structuren ervan bloot die met de afschaffing niet zomaar verdwijnen. Het boek werd vorig jaar opnieuw uitgegeven, voor mij een goede reden het eindelijk eens te lezen en me al lezend te verplaatsen in het perspectief van de (voormalige) slaven. Wat mij daarbij het meest raakte was de vanzelfsprekendheid waarmee medemensen tot eigendom werden gemaakt. Met christelijke goedkeuring … Zo schrijft Johan Picardt, predikant in Coevorden, in de gouden eeuw dat “deze menschen”, de Afrikanen die hij als nakomelingen van Cham beschouwt, in vrijheid niet willen deugen en zichzelf niet kunnen regeren, en dat hun welvaart bestaat in slavernij.
De slavernij in Suriname is gruwelijk. Zo hebben eigenaren de bevoegdheid hun slaven te straffen door hun handen en knieën samen te binden en hen dan te geselen. Wil een eigenaar dat niet zelf doen, dan gebeurt dat tegen betaling op het fort in Paramaribo. Individuele pogingen van gouverneurs om de uitwassen te bestrijden stranden op de economische belangen van de plantagehouders. Tekenend is dat deze bij de afschaffing van de slavernij een financiële compensatie eisen en krijgen voor iedere vrijgelaten slaaf.

Hoe vier je de afschaffing van de slavernij als je verre voorouders daar vermoedelijk direct of indirect van geprofiteerd hebben? Recent onderzoek toont aan dat de stad Rotterdam als partner van de VOC en de WIC actief betrokken was bij het kolonialisme en de slavernij. ‘Keti Koti’ – ‘Verbreek de ketenen’, zoals het genoemd wordt in de Surinaamse taal die op de plantages ontstond, is hier echter nooit een feestdag geweest. Hebben wij wel wat te vieren? Of is dit vooral iets van Surinaamse en Caribische Nederlanders? De gesprekken in de voorbereidingsgroep én het boek van Anton de Kom maken mij ervan bewust dat dit juist wel iets is dat we sámen moeten vieren. Allereerst erkennen we daarmee dat de slavernij mensonterend is geweest, en dat de gevolgen daarvan nog doorwerken. In familieverhalen, in opgebouwde rijkdom, in machtsstructuren, in ongelijke kansen. Wie een kleur heeft staat eerder op achterstand. Daarnaast belijden we eensgezind dat ieder gelijk geschapen is, naar Gods beeld en gelijkenis. Dat we geroepen zijn elkaar in vrijheid te dienen. En ten slotte nemen we verantwoordelijkheid om onze samenleving zo op te bouwen dat ieder mens daarin tot haar of zijn recht komt.

“Ik voel me altijd thuis in Nederland, behalve met Keti Koti”, zei Jeangu Macrooy, die ons vertegenwoordigde op het songfestival. Dat heeft ermee te maken, dat 1 juli voor hem een belangrijke dag is, maar dat veel Nederlanders niet weten wat er dan gevierd wordt. Wat zou het mooi zijn als we hem en anderen zouden kunnen laten merken dat we beseffen dat de slavernij ons gedeelde verleden is, zij het vanuit verschillende perspectieven. En dat we juist daarom vieren dat het verléden is, en dat we werken aan een toekomst in diversiteit, solidariteit en vrijheid.

ds Marianne Bogaard

Anton de Kom, “Wij slaven van Suriname”,
ISBN 9789045041094